Schaken

Verrekening in faillissement

Verrekening in faillissement is onder voorwaarden mogelijk. Wanneer uw contractspartij failliet is verklaard, bestaat er een grote kans dat u wordt aangeschreven door de curator in verband met schulden die u/uw onderneming heeft aan de gefailleerde. De curator is immers op grond van artikel 68 lid 1 Faillissementswet belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel en zal alle openstaande vorderingen van de gefailleerde proberen te innen, om met dit geld zoveel mogelijk schulden van de gefailleerde te voldoen en uiteindelijk het faillissement af te wikkelen. Indien u wordt aangesproken door de curator om over te gaan tot betaling, dient u alert te zijn op de mogelijkheid van verrekening in faillissement. Indien u namelijk naast schulden aan de gefailleerde ook nog vorderingen op diezelfde gefailleerde heeft, kunt u mogelijk een beroep doen op het wettelijke leerstuk van verrekening in faillissement.

Voordelen verrekening na faillissement

Er zijn in een faillissementssituatie verruimde mogelijkheden om tot verrekening in faillissement over te gaan. Doorgaans zal het faillissement van een contractspartij ertoe leiden dat vorderingen van schuldeisers grotendeels onbetaald blijven. Indien u echter een vordering op de failliet heeft die in aanmerking komt voor verrekening in faillissement is dit een effectief middel om (een deel van) uw vordering toch nog betaald te krijgen. Niet voor niets wordt verrekening in faillissement daarom ook wel gekwalificeerd als een sterk zekerheidsrecht. De advocaten van SVZ advocaten te Haarlem hebben hier veel ervaring mee. In dit artikel zullen de mogelijkheden voor verrekening in faillissement uiteen worden gezet. Uiteraard kunt u contact met een gespecialiseerde advocaat van SVZ advocaten opnemen om uw specifieke situatie te bespreken.

Verrekening van een vordering met een schuld: artikel 6:127 BW

Op grond van het algemene leerstuk van verrekening zoals verwoord in artikel 6: 127 BW, kan verrekening slechts plaatsvinden wanneer aan de in het wetsartikel genoemde vereisten is voldaan. Het eerste wettelijke vereiste voor een beroep op verrekening is dat beide partijen elkaars schuldeiser en schuldenaar moeten zijn. Dit wordt ook wel het vereiste van wederkerigheid genoemd. Daarnaast moeten de vordering en de schuld aan elkaar beantwoorden. De schuldenaar die een beroep doet op verrekening, dient tevens bevoegd te zijn tot het afdwingen van betaling van zijn eigen vordering; deze vordering dient opeisbaar te zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de vermelde betalingstermijn is verstreken. Tot slot geldt dat er expliciet een beroep op verrekening moet worden gedaan middels een zogenaamde verrekeningsverklaring.

Advocaat verrekening

De advocaten van SVZ advocaten te Haarlem hebben veel ervaring met de toepassing van het leerstuk van verrekening en kunnen u hierover nader informeren en adviseren. Voor een uitgebreidere uiteenzetting over de algemene regels omtrent verrekening (ook buiten faillissement) wordt verwezen naar een eerder geschreven artikel over verrekening van een vordering met een schuld.

Verrekening in Faillissement

De mogelijkheid tot verrekening in faillissement is ruimer dan de mogelijkheid tot verrekening buiten faillissement. De gedachte achter deze uitbreiding van de mogelijkheden tot verrekening in faillissement, is de gedachte dat de redelijkheid en billijkheid met zich meebrengt dat iedere schuldeiser van de gefailleerde zijn schuld aan de gefailleerde als onderpand mag beschouwen voor zijn vordering op de gefailleerde. Het zou immers onredelijk zijn wanneer u als schuldeiser van een gefailleerde gedwongen zou kunnen worden uw schuld aan de gefailleerde te betalen, terwijl uw vordering op diezelfde gefailleerde naar alle waarschijnlijk in zijn geheel dan wel gedeeltelijk niet zou kunnen worden voldaan. Deze overwegingen maken dat het gerechtvaardigd wordt geacht een inbreuk te maken op het algemene beginsel van paritas creditorum, ook wel het beginsel van ‘gelijkheid van schuldeisers’ genoemd, welk beginsel is neergelegd in artikel 3:277 lid 1 BW. De hiervoor genoemde overwegingen vormen een rechtvaardiging voor de feitelijke voorrang van schuldeisers van de gefailleerde die zich kunnen beroepen op verrekening in faillissement.

Verrekening bij Faillissement: artikel 53 Faillissementswet

De regels met betrekking tot verrekening bij faillissement zijn te vinden in de artikelen 53 tot en met 55 Faillissementswet.  Artikel 53 lid 1 Faillissementswet bepaalt het volgende:

‘’Hij die zowel schuldenaar als schuldeiser van de gefailleerde is, kan zijn schuld met zijn vordering op de gefailleerde verrekenen, indien beide zijn ontstaan vóór de faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen, vóór de faillietverklaring met de gefailleerde verricht.’’

Artikel 53 Faillissementswet: ontstaan vóór de faillietverklaring

De eerste categorie vorderingen die op grond van artikel 53 Faillissementswet in aanmerking komt voor verrekening in faillissement, is de categorie van vorderingen die zijn ontstaan vóór de faillietverklaring. Voornoemde vorderingen kunnen verrekend worden met schulden die eveneens zijn ontstaan vóór datum faillissement.

Artikel 53 Faillissementswet is van toepassing vanaf het moment waarop de gefailleerde zijn beheers- en beschikkingsbevoegdheid als gevolg van het faillissement verliest. Als hoofdregel heeft te gelden dat de gefailleerde zijn beheers- en beschikkingsbevoegdheid verliest bij aanvang van de dag waarop het faillissement is uitgesproken (artikel 23 Faillissementswet).

Het is niet mogelijk om algemene criteria te noemen ter bepaling van het moment waarop vorderingen zijn ontstaan. Dit zal per geval beoordeeld moeten worden. Een gespecialiseerde advocaat van SVZ advocaten te Haarlem kan u hierover nader informeren aan de hand van concrete informatie.

Artikel 53 Faillissementswet: voortvloeien uit een handeling vóór de faillietverklaring met de gefailleerde verricht

De tweede categorie vorderingen die in aanmerking komt voor verrekening in faillissement, zijn de vorderingen die rechtstreeks voortvloeien uit een vóór de faillietverklaring reeds bestaande rechtsverhouding tussen de schuldeiser en de gefailleerde. Het is echter niet altijd eenduidig vast te stellen of een vordering rechtstreeks voortvloeit uit een reeds vóór de faillietverklaring bestaande rechtsverhouding zoals bedoeld in artikel 53 Faillissementswet.

Twee voorbeelden:

  • Wanneer een schuldenaar vóór het faillissement facturen heeft uitgereikt aan derden en in verband met die facturen omzetbelasting heeft afgedragen, maar de boedel in verband met oninbaarheid van de facturen recht heeft op teruggave van de reeds betaalde omzetbelasting (op grond van artikel 29 lid 1 Wet OB), dan kwalificeert de betreffende schuld van de Ontvanger als een schuld die voortvloeit uit een vóór de faillietverklaring met de gefailleerde bestaande rechtsverhouding.
  • Wanneer een duurovereenkomst (bijvoorbeeld een huurovereenkomst) na de faillietverklaring van rechtswege ten laste van de boedel wordt voortgezet, dan vormen de schulden van de huurder, welke schulden betrekking hebben op de periode vanaf de faillietverklaring, geen schulden die rechtstreeks voortvloeien uit een vóór de faillietverklaring ontstane rechtsverhouding.

Verruiming verrekening faillissement: opeisbaarheid vordering niet vereist

In geval van faillissement geldt in afwijking van artikel 6:127 BW dat de schuldeiser een niet-opeisbare vordering op de gefailleerde tijdens het faillissement toch kan verrekenen. Daarnaast is verrekening in faillissement tevens mogelijk wanneer er sprake is van een vordering onder opschortende voorwaarde of opschortende tijdsbepaling.

Verruiming verrekening faillissement: curator kan geen beroep doen op artikel 6:136 BW

Artikel 6:136 BW  bepaalt dat de rechter een beroep op verrekening (dat bij wijze van verweer wordt gevoerd) kan afwijzen wanneer de gegrondheid van dit verweer/de gegrondheid van de vordering niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de inhoud van de vordering nog niet vaststaat of de vordering door de debiteur inhoudelijk wordt betwist.

Artikel 53 lid 3 Faillissementswet bepaalt dat de curator geen beroep kan doen op deze beperking, zoals opgenomen in artikel 6:136 BW. Dit betekent dat de rechter in een faillissementssituatie een verrekeningsverweer altijd volledig zal moeten beoordelen. Wanneer de curator wel een beroep zou kunnen doen op deze bepaling, dan zou dit teveel afbreuk doen aan het doel van artikel 53 Faillissementswet, namelijk het bieden van een zekerheidsrecht aan de debiteur van de failliet die tevens een vordering heeft op de gefailleerde. Een dergelijke schuldenaar zou kunnen worden gedwongen tot betaling van zijn schuld aan de faillissementsboedel, terwijl de kans groot is dat zijn vordering niet of niet geheel uit de boedel zal worden voldaan.

Verrekening in faillissement en bestuurdersaansprakelijkheid

Een veel voorkomende vraag is of een bestuurder die door de curator wordt aangesproken uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid, kan verrekenen met eventuele vorderingen die deze bestuurder heeft op de vennootschap. Dit is niet het geval. Een schuld van een bestuurder op grond van bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:138/248 BW, kan niet worden verrekend met een vordering van de bestuurder op de gefailleerde vennootschap.

Een bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:138/248 BW is namelijk geen aansprakelijkheid ten opzichte van de gefailleerde vennootschap, maar ten opzichte van de boedel. Het gevolg hiervan is dat er in een dergelijk geval niet wordt voldaan aan het vereiste van wederkerigheid.

Verrekening faillissement: advocaat Haarlem

Verrekening in faillissement biedt vergaande mogelijkheden en is zodoende een sterk zekerheidsrecht. Zoekt u een advocaat in de omgeving van Haarlem? Een gespecialiseerde advocaat van SVZ advocaten te Haarlem kan u nader adviseren over de mogelijkheden van verrekening in faillissement. Neem gerust vrijblijvend contact op om de mogelijkheden te bespreken.