heli

Aansprakelijkheid bestuurder bij faillissement vennootschap

Bij het faillissement van een B.V. kan sprake zijn van aansprakelijkheid van de bestuurder jegens de boedel. Op grond van artikel 2:248 BW kan de curator tijdens een faillissement de bestuurder aansprakelijk stellen indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en het aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Aan deze twee vereisten moet zijn voldaan voordat sprake kan zijn van aansprakelijkheid van de bestuurder na het faillissement van de vennootschap. Indien aan de vereisten wordt voldaan is iedere bestuurder aansprakelijk voor het tekort in de boedel. Het tekort in de boedel is het bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan. Dit bedrag kan tijdens een faillissement hoog oplopen door de aanzienlijke faillissementskosten, waaronder het salaris van de curator en zijn medewerkers. De aansprakelijkheid van een bestuurder bij het faillissement van de vennootschap kan dan ook ingrijpende gevolgen hebben voor de bestuurder. Als bestuurder is het daarom van belang om deskundig advies in te winnen indien er een geschil ontstaat over de aansprakelijkheid van de bestuurder bij faillissement van de vennootschap.

Onbehoorlijk bestuur vereist bij bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement

Het is in beginsel aan de curator om te stellen dat in de drie jaar voorafgaand aan het faillissement sprake is geweest van onbehoorlijk bestuur. Indien de curator het standpunt inneemt dat sprake is van aansprakelijkheid van een bestuurder bij het faillissement van de vennootschap dient de curator tevens aan te tonen dat dit onbehoorlijke bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Een faillissement kan door verschillende omstandigheden zijn veroorzaakt. Van belang is dat het tekortschieten van het bestuur hierin een opvallende plaats moet innemen. Een kleine fout van de bestuurder zonder wezenlijke gevolgen kan niet leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement. In de jurisprudentie is invulling gegeven aan het begrip onbehoorlijk bestuur bij geschillen over de aansprakelijkheid van een bestuurder bij het faillissement van de vennootschap. Hieruit blijkt onder meer dat pas sprake is van onbehoorlijk bestuur als ‘’geen redelijk denkend bestuurder- onder dezelfde omstandigheden – aldus zou hebben gehandeld’’. Het nemen van bedrijfsrisico’s leidt niet snel tot de kwalificatie van onbehoorlijk bestuur. Aansprakelijkheid van de bestuurder bij het faillissement van de vennootschap kan wel aan de orde komen indien sprake is van roekeloos en onbezonnen handelen van het bestuur. Ook is van belang of het voor het bestuur voorzienbaar was dat de schuldeisers schade zouden lijden door het onbehoorlijke bestuur. Duidelijk is dat niet te snel mag worden aangenomen dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Naar onze mening moet het bestuur ook bij bestuurdersaansprakelijkheid bij een faillissement een ernstig verwijt gemaakt kunnen worden en moet het evident zijn dat onverantwoordelijk en niet in het belang van de vennootschap en haar schuldeisers is gehandeld. Uiteraard zal er bij bewuste fraude of zelfverrijking door de bestuurder al snel voldaan worden aan de kwalificatie onbehoorlijk bestuur. Neem voor meer informatie over het begrip onbehoorlijk bestuur bij geschillen over de aansprakelijkheid van een bestuurder bij het faillissement van de vennootschap contact op met SVZ advocaten.

Aansprakelijkheid bestuur bij faillissement bij niet voldoen aan boekhoudplicht of tijdige deponering jaarrekening

De curator moet het nodige stellen en onderbouwen voordat sprake kan zijn aansprakelijkheid van een bestuurder bij het faillissement van de vennootschap. Dit is echter anders in het geval het bestuur niet heeft voldaan aan de verplichtingen op grond van artikel 2:10 BW (de administratieplicht) of artikel 2:394 BW (de verplichting om tijdig de jaarrekening te deponeren). Indien hiervan sprake is staat wettelijk vast dat het bestuur zijn taak niet behoorlijk heeft vervuld en ontstaat tevens een wettelijk vermoeden dat dit een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. Dit vermoeden kan de bestuurder alsnog proberen te ontkrachten om aan aansprakelijkheid te ontkomen.

Vanwege onze fiscale en cijfermatige kennis kunnen wij bestuurders uitstekend adviseren bij geschillen met de curator over de administratieplicht en/of deponeringsplicht. Bij mogelijke aansprakelijkheid van de bestuurder van een vennootschap bij faillissement is het van belang om te bepalen wat de administratieplicht inhoudt.

Administratieplicht en aansprakelijkheid bestuurder bij faillissement

Aansprakelijkheid van een bestuurder bij faillissement kan aan de orde komen indien de administratie niet op orde is. Voordat overgegaan wordt tot de aanvraag van een eigen faillissement is het zeer belangrijk om de administratie door te lopen en waar nodig in orde te maken. De kern van artikel 2:10 BW is dat de boekhouding van een onderneming op goed niveau moet zijn zodat snel inzicht kan worden verkregen in onder meer de debiteuren- en de crediteurenpositie, de stand van de liquiditeiten en de vermogenspositie van de onderneming. Uiteraard is daarbij van belang hoe groot de onderneming is en wat de aard van de onderneming is. De achterliggende gedachte van deze verplichting is dat de bestuurder een vennootschap niet behoorlijk kan besturen als hij niet op de hoogte is van de financiële positie van de onderneming. Dit onbehoorlijke bestuur kan leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurder bij een faillissement. De bestuurder kan dan immers geen verantwoordelijke beslissingen nemen en niet goed beoordelen of de vennootschap nieuwe verplichtingen wel of niet kan nakomen. Het is afhankelijk van de complexiteit, omvang en aard van de onderneming aan welke eisen de boekhouding moet voldoen. De curator zal zich een oordeel vormen over de boekhouding en mede op grond daarvan een standpunt innemen over de aansprakelijkheid van de bestuurder bij faillissement van de vennootschap.

Bij ondergeschikte tekortkomingen in administratie in beginsel geen sprake van onbehoorlijk bestuur

Bij kleine tekortkomingen in de boekhouding kan door de bestuurder worden aangevoerd dat sprake is van een onbelangrijk verzuim. Indien wordt aangenomen dat sprake is van een onbelangrijk verzuim kan de bestuurder aan aansprakelijkheid bij faillissement ontkomen. Indien sprake is van een ondergeschikte fout zonder grote materiële gevolgen staat aldus niet vast dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Ook de verklaring over de achtergrond van het gebrek in de administratie is van belang bij de beoordeling of sprake is van een onbelangrijk verzuim. Neem bij geschillen over de administratieplicht en aansprakelijkheid van de bestuur bij faillissement contact op met SVZ advocaten. SVZ advocaten kan u bijstaan bij het inrichten van uw administratie in gevallen van belastingcontroles maar ook bij de voorbereiding van een faillissementsaanvraag zodat de risico op aansprakelijkheid van de bestuurder bij faillissement beperkt kan worden.

Voorbeeld van verzuim administratieplicht bij beoordeling aansprakelijkheid bestuurder bij faillissement

Door rechtbanken en gerechtshoven is een nadere invulling gegeven aan de administratieplicht en de aansprakelijkheid van de bestuurder bij een faillissement. Indien bijvoorbeeld door de curator voorraad wordt aangetroffen die fors afwijkt van de voorraadadministratie kan de curator stellen dat niet voldaan is aan de administratieplicht. In beginsel kan in dat geval vastgesteld worden dat de boekhouding niet voldoende op orde is. Op 6 augustus 2019 oordeelde het Gerechtshof bijvoorbeeld in een zaak waarbij de aangetroffen voorraad door de curator verkocht was voor een bedrag van € 12.306,60. Volgens de boekhouding was echter voorraad aanwezig voor een bedrag van € 280.306,60. Dit verschil is veel te groot waardoor de boekhouding evident geen goed inzicht geeft in de vermogenspositie van de onderneming. Daarnaast was het niet duidelijk welke vordering de vennootschap had op haar aandeelhouders. De boekhouding gaf dit onvoldoende duidelijk aan. Het Gerechtshof oordeelt dan ook dat niet is voldaan aan de boekhoudplicht van artikel 2:10 BW waardoor sprake was aansprakelijkheid van de bestuurder bij faillissement.

Aansprakelijkheid bestuurder bij schending verplichting om de jaarrekening tijdig te deponeren

Indien niet tijdig of niet de juiste jaarrekening is gedeponeerd staat in beginsel wettelijk vast dat het bestuur zijn taak niet behoorlijk heeft vervuld en ontstaat tevens een wettelijk vermoeden dat dit een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. Vanaf het boekjaar 2016 is een jaarrekening, voor de regeling bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement, tijdig gedeponeerd indien de deponering binnen 12 maanden na afloop van het boekjaar heeft plaatsgevonden.

Aansprakelijkheid van de bestuurder bij faillissement van de vennootschap kan voorkomen worden indien sprake is van een onbelangrijk verzuim. Een termijnoverschrijding van enkele dagen wordt als onbelangrijk verzuim aangemerkt. De Hoge Raad heeft al eens bepaald dat een termijnoverschrijding van 17 dagen in beginsel niet kan worden aangemerkt als een onbelangrijk verzuim. Echter, ook bij een termijnoverschrijving van 17 dagen of meer kan in specifieke gevallen sprake zijn van een onbelangrijk verzuim. Of sprake is van een onbelangrijk verzuim hangt af van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder de redenen die tot de termijnoverschrijding hebben geleid. Hoe langer de termijnoverschrijding is hoe hogere eisen aan de oorzaken van termijnoverschrijding moeten worden gesteld. De bestuurder dient aldus omstandigheden aan te voeren die het niet tijdig deponeren minder verwijtbaar maken en kan in dat kader aanvoeren dat sprake is van een onbelangrijk verzuim.

Ontkrachten bewijsvermoeden bij schending administratie- of deponeringsplicht bestuurder bij faillissement

Indien sprake is van onbehoorlijk bestuur dient tevens vastgesteld te worden dat dit onbehoorlijke bestuur een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. Bij schending van de administratie- en deponeringsplicht ontstaat het wettelijke vermoeden dat dit een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. Indien de bestuurder in dat geval echter stelt en aannemelijk maakt dat niet zijn handelswijze maar andere feiten en omstandigheden het faillissement hebben veroorzaakt moet de curator op zijn beurt aannemelijk maken dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. Ook indien sprake is van meerdere oorzaken van het faillissement kan sprake zijn van bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement indien het onbehoorlijk bestuurder mede een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. Kan de curator dit niet aantonen? Dan kan ook bij het niet voldoen aan de administratie- en deponeringsplicht ontkomen worden aan bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement. De curator kan dan ook in veel gevallen niet volstaan met het wijzen op de schending van de administratie- en deponeringsplicht door de bestuurder.

Disculpatie en matiging mogelijk bij aansprakelijkheid bestuurder bij faillissement

De vaststelling dat sprake is van onbehoorlijk bestuur ziet op het bestuur als orgaan. De individuele bestuurder die bewijst dat de onbehoorlijke taakvervulling niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van het onbehoorlijk bestuur af te wenden is niet aansprakelijk. Aan aansprakelijkheid van de bestuurder bij faillissement van de vennootschap kan niet worden ontkomen door te stellen dat is geprotesteerd tegen het gevoerde beleid. De bestuurder kan wel aan aansprakelijkheid bij faillissement ontkomen indien hij alles heeft gedaan wat in zijn vermogen ligt om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur te beperken. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de rechter het bedrag waarvoor het bestuur aansprakelijk is matigt indien dit bedrag de rechter bovenmatig voorkomt gelet op de ernst van onbehoorlijke taakvervulling de andere oorzaken van het faillissement en de wijze waarop het faillissement is afgewikkeld door de curator. Ook matiging bij een individuele bestuurder is mogelijk indien de betreffende bestuurder bijvoorbeeld maar kort in dienst is geweest in de periode dat het onbehoorlijke bestuur heeft plaatsgevonden. Neem contact op met SVZ advocaten indien u in een procedure bent betrokken over de aansprakelijkheid van een bestuurder bij het faillissement van de vennootschap.

Curator kan slechts onder specifieke voorwaarden procedure starten tegen de bestuur bij faillissement

De curator heeft de opdracht om het faillissement op efficiënte wijze af te ronden en geen onnodige kosten te maken. De rechter-commissaris van de rechtbank ziet hier op toe en controleert de werkwijze van de curator. Het is belangrijk om te beseffen dat een curator niet zomaar een gerechtelijke procedure tegen een bestuurder mag starten. Naast een afweging van de proceskansen en de kosten en vertraging van de procedure dient de curator mede te kijken naar de verhaalsmogelijkheden. Indien de bestuurder geen of weinig bezittingen of inkomsten heeft zal de curator niet snel toestemming krijgen voor het starten van een kostbare procedure inzake de aansprakelijkheid van de bestuurder bij faillissement. De curator dient voordat hij een procedure start, conform de Recofa-richtlijnen, het standpunt van de bestuurder te rapporteren aan de rechter-commissaris alsmede een overzicht te geven van de verhaalsmogelijkheden bij de bestuurder. Tijdens de onderhandelingen met de curator is het dan ook van groot belang hiermede rekening te houden en niet te snel in te stemmen met een claim van de curator. Indien u wordt aangesproken door de curator op grond van aansprakelijkheid van de bestuurder bij faillissement van de vennootschap is het van belang een deskundige in te schakelen die u bijstand kan verlenen. Neem contact op met SVZ advocaten voor advies over de aansprakelijkheid van de bestuurder bij faillissement van de vennootschap.