Bewijs in belastingzaken

In belastingzaken geldt dat bewijs en het bewijsrecht van groot belang is. Met het juiste bewijs kan de fiscale procedure gewonnen worden. Standpunten van de Belastingdienst moeten in veel gevallen worden afgewezen indien hiervan onvoldoende feitelijk onderbouwing wordt gegeven door de fiscus. Het beoordelen van de bewijspositie voordat een procedure wordt gestart, is belangrijk. Ook is het goed om helder te hebben dat veel stellingen door de Belastingdienst aannemelijk gemaakt moeten worden. In dat geval is het belangrijk om aan te voeren dat Belastingdienst niet voldoende bewijs heeft geleverd.

SVZ advocaten is uw partner in fiscale procedures en kan u op deskundige wijze bijstaan. Daarnaast werkt SVZ advocaten met duidelijke afspraken en hanteren wij in fiscale procedures een uurtarief van € 180 exclusief btw.

In dit artikel wordt ingegaan op de belangrijkste aspecten van bewijsvoering in belastingzaken.

Partijen bepalen het geschil

Voordat beoordeeld kan worden welk bewijs noodzakelijk is, moet duidelijk zijn wat de inhoud en de omvang van het geschil tussen partijen is. Een belangrijk uitgangspunt dat geldt in fiscale procedures is vastgelegd in artikel 8:69 lid 1 AWB.

De bestuursrechter doet uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting.

De belastingrechter beperkt zich bij het doen van een uitspraak tot het door partijen naar voren gebrachte geschil. Hierdoor worden de grenzen van de ‘rechtsstrijd’ bepaald. De rechter zal hier niet buiten treden. Dit mede om verassingsbeslissingen te voorkomen.

Wel kan de rechter zelfstandig de wet en de jurisprudentie toepassen op de feiten, ook als partijen niet rechtstreeks een beroep hebben gedaan op deze wetgeving en/of jurisprudentie. De rechter kent de wet en is zelfs verplicht om de rechtsgronden aan te vullen. Dit is mede van belang omdat binnen het belastingrecht ook zonder advocaat of gemachtigde geprocedeerd kan worden.

Verder zal de rechter ambtshalve, dus niet op expliciet verzoek van een partij, voorschriften van openbare orde moeten controleren. Hierbij kan gedacht worden aan de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep en de bevoegdheid van de rechter. De rechter zal dus bijvoorbeeld onderzoeken of tijdig bezwaar is gemaakt.

De rechter zal niet snel zelf de feiten, zoals deze door partijen naar voren zijn gebracht, aanvullen. De rechter is hiertoe echter wel bevoegd (artikel 8:69 lid 3 AWB). De belastingrechter heeft de vrijheid om tijdens de zitting onderzoek te doen naar niet betwiste feiten die door een partij naar voren zijn gebracht. Indien een partij feiten stelt en de andere partij deze niet betwist, hoeft er geen bewijs van deze feiten naar voren gebracht te worden. Hieruit blijkt dat het belangrijk kan zijn om gestelde feiten en overige stellingen te betwisten.

Juridische argumenten hoeven niet bewezen te worden

Waar van feitelijke stellingen in bepaalde gevallen bewijs moet worden aangeleverd, geldt dat niet voor juridische argumenten. De rechter dient de wet en de jurisprudentie te kennen en zal zelfstandig toetsen of juridische stellingen van partijen kloppen. In een fiscale procedure wordt een geschil naar voren gebracht en komen feiten en omstandigheden naar voren. De belastingrechter zal een beslissing nemen over het geschil en dit baseren op de wet- en regelgeving. Als de juridische argumenten van een partij niet kloppen, kan de rechter een vordering/verzoek alsnog toewijzen op basis van een ander juridisch argument. In artikel 8:69 AWB is opgenomen dat de bestuursrechter ambtshalve de rechtsgronden aanvult. Toch is het in een belastingzaak van groot belang om de juridische/fiscale standpunten goed te onderbouwen en te koppelen aan feiten en omstandigheden. Dit verhoogt uiteindelijk namelijk weldegelijk de kans op een goed resultaat.

Feiten die niet betwist zijn

De rechter hoeft geen bewijsoordeel te vellen over feiten die niet betwist worden. Indien de belastingplichtige bijvoorbeeld een stelling inneemt die door de Belastingdienst niet wordt betwist, hoeft de belastingplichtige geen bewijs aan te dragen. Als er een geschil bestaat over een feit, dient de partij die het bewijsrisico draagt hiervan bewijs aan te dragen. Dit is slechts anders indien een partij feitelijk niet in de mogelijkheid is geweest om een stelling te betwisten (bijvoorbeeld een stelling die tijdens de zitting wordt ingenomen terwijl de ander procespartij niet aanwezig is). SVZ advocaten adviseert u graag over het op juiste wijzen betwisten van feiten en stellingen van de Belastingdienst in een belastingzaak.

Algemene ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid

Met betrekking tot een uitspraak kan de belastingrechter zich mede baseren op algemene ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid. Zo is het een feit van algemene bekendheid dat een week 7 dagen bevat. Het aannemen van een algemene ervaringsregel is minder eenvoudig. Gebaseerd op het verleden moeten bepaalde regels/oordelen bestaan voor de toekomst. Het Hof ’s-Hertogenbosch baseerde het bijvoorbeeld op algemene ervaringsregels dat voor een beleggingsmaatschappij een pand in onverhuurde staat minder waard is dan een pand in verhuurde staat.

Eigen kennis van de rechter

De belastingrechter kan ook eigen wetenschap gebruiken in de fiscale procedure. Dit kan echter alleen indien het gaat om feiten die te vinden zijn in voor eenieder toegankelijke bronnen en de rechter de bron vermeldt waaraan hij zijn kennis ontleent. De eigen wetenschap van de rechter die ziet op andere mededelingen of waarnemingen kan alleen gebruikt worden indien de rechter partijen hierover op de hoogte heeft gesteld en partijen zich hierover hebben kunnen uitlaten.

Hoofdregels bewijslastverdeling in fiscale zaken

Als hoofdregel kan de bewijslastverdeling in belastingzaken gebaseerd worden op de materieelrechtelijke norm. Er dient dus goed gekeken te worden naar de tekst en de strekking van het wetsartikel. De partij die zich beroept op een rechtsgevolg dat volgt uit een wetsartikel of rechtsregel, moet de daarvoor noodzakelijke feiten en omstandigheden stellen en bij betwisting ook bewijzen. Op grond van bijzondere rechtsregels en uit de eisen van redelijkheid en billijkheid kan telkens een afwijkende bewijslastverdeling volgen.

De volgende hoofregels gelden tijdens fiscale procedures.

  • Voor aftrekposten en vrijstellingen geldt dat de ondernemer/belastingplichtige de bewijslast draagt voor de feiten en omstandigheden (bijvoorbeeld: zakelijke kosten, hypotheekrenteaftrek of aftrekbare studiekosten);
  • De Belastingdienst draagt de bewijslast voor feiten waaruit volgt dat meer belasting wordt geheven (hoger inkomen, zoals meer omzet en/of hoger gebruikelijk loon DGA of niet opgegeven bankrekening).

Ook bij fiscale bestuurdersaansprakelijkheid volgt de bewijslastverdeling uit de wettelijke regeling. Indien de ontvanger de bestuurder aansprakelijk wil stellen rust op  de ontvanger in beginsel de bewijslast dat het niet betalen van de belastingschuld het gevolg is van aan de bestuurder te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. Indien echter niet tijdig melding van betalingsonmacht is gedaan, volgt uit artikel 36 Invorderingswet het vermoeden dat het niet betalen van de belasting aan de bestuurder is te wijten. Bestuurdersaansprakelijkheid staat dan in beginsel vast. Tegenbewijs aanleveren is slechts toegestaan nadat de bestuurder aannemelijk maakt dat het niet aan hem is te wijten dat de vennootschap niet tijdig melding heeft gedaan van betalingsonmacht. Hieruit blijkt dat het betreffende wetsartikel vaak een specifieke regeling geeft voor de bewijslastverdeling. Afhankelijk van de wettelijke regeling kan de bewijspositie zwaarder of lichter zijn.

Neem voor uw specifieke zaak contact op met SVZ advocaten.

Bewijsvermoeden bij onverklaarbaar hoge uitgaven in verhouding tot inkomsten.

Een bijzondere situatie is aan de orde als de Belastingdienst stelt dat door de belastingplichtige gedane uitgaven in verhouding tot het opgegeven inkomen onverklaarbaar hoog zijn. Indien bijvoorbeeld een auto van € 70.000 wordt aangeschaft terwijl het inkomen volgens de aangifte inkomstenbelasting niet hoger is dan € 15.000 (en er geen vermogen aanwezig is) roept dit vraagtekens op. Wellicht zijn er aanvullende inkomsten die niet zijn opgegeven in de belastingaangifte?

Het Gerechtshof Arnhem heeft op 9 november 2010  een bewijsvermoeden geformuleerd dat ingaat tegen de hoofregel dat de inspecteur aannemelijk moet maken dat het inkomen van de belastingplichtige hoger is dan opgegeven in de belastingaangifte. Er kan in een dergelijk geval een bewijsvermoeden ontstaan dat het inkomen van de belastingplichtige hoger is. Het is dan aan belastingplichtige om dit bewijsvermoeden te ontzenuwen door feiten en omstandigheden te stellen waarmee verklaart kan worden uit welke bron de uitgaven zijn gedaan. Als het bewijsvermoeden voldoende weerlegt is met feitelijke stellingen, dient de Inspecteur aannemelijk te maken dat de belastingplichtige de uitgaven wel heeft gedaan uit belastbare inkomsten die niet zijn opgegeven in de belastingaangifte.

Uit voorgaande uitspraak blijkt dat iedere zaak anders is en dat advies van een fiscaal jurist over uw bewijspositie in een fiscale procedure van groot belang kan zijn.

Bewijsnood belastingplichtige en redelijkheid en billijkheid

Onder omstandigheden kan met een beroep op de eisen van redelijkheid en billijkheid de bewijslast aan de andere partij toegedeeld worden. Ook door een ondernemer/belastingplichtige kan hierop onder omstandigheden een beroep gedaan worden. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de belastingplichtige in bewijsnood verkeert terwijl de Belastingdienst eenvoudig over de gegevens kan beschikken. Dit was bijvoorbeeld aan de orde in een uitspraak van de Hoge Raad van 20 februari 2009.

Bewijslastverdeling bij belastingboete

Op grond van artikel 6 EVRM dient een belastingplichtige voor onschuldig gehouden te worden tot bewezen is dat hij schuldig is. Het is dan ook evident dat de bewijslast met betrekking tot de feiten en omstandigheden die tot een boete kunnen leiden op de inspecteur rust. De inspecteur dient te bewijzen dat sprake is van opzet of grove schuld. Vervolgens is het wel aan de belastingplichtige om feiten en omstandigheden naar voren te brengen waaruit volgt dat hem in verminderde mate of geen verwijt kan worden gemaakt (denk aan een pleitbaar standpunt). Ook kan de belastingplichtige actief wijzen op overige straf verminderende omstandigheden.

Indien een aanslag is vastgesteld met omkering van de bewijslast (bijvoorbeeld in het kader van een informatiebeschikking) dient zorgvuldig getoetst te worden of de (daaraan gekoppelde) boete wel passend en geboden is. De rechter moet uitdrukkelijk rekening houden met het gegeven dat de verschuldigde belasting is vastgesteld met omkering van de bewijslast en wellicht hierdoor ook hoger is uitgekomen. Voorgaande beoordeling dient duidelijk vastgelegd te worden in de uitspraak van de rechter.

Welke bewijsmiddelen kunnen ingezet worden?

Het bewijs kan geleverd worden door alle middelen, tenzij de wet anders bepaald. Hierbij kan gedacht worden aan facturen, bankafschriften, foto’s, verklaringen van derden, getuigenverklaringen, overeenkomsten of verklaringen van deskundigen. Daarnaast kan aan vermoedens bewijs worden ontleend, dit zolang zij niet worden ontkracht. Hieruit blijkt dat veel verschillende bewijsmiddelen gebruikt kunnen worden. SVZ advocaten adviseert u graag over het inzetten van de juiste bewijsmiddelen in een fiscale procedure.

Gebruik onrechtmatig bewijs door belastingdienst

Onrechtmatig bewijs kan onder omstandigheden niet worden gebruikt in een belastingprocedure. Het bewijs dient dan uitgesloten te worden. Het kan belangrijk zijn hierop te wijzen tijdens de belastingprocedure.

In het geval het bewijs niet is verzameld door de belastinginspecteur maar door een derde, geldt het volgende. Gebruik van dit bewijs is niet toegestaan in het geval het gebruik van het onrechtmatig verkregen bewijs tevens in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de onrechtmatigheid rechtstreeks jegens de belastingplichtige is begaan. Bewijs is onrechtmatig in het geval de wijze van verkrijging zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht (zie HR 20 maart 2015, nr. 13/03959, BNB 2015/173).

Als de inspecteur het bewijs zelf heeft verzameld geldt dat hij gebonden is aan de beginselen van behoorlijk bestuur en nadat het geschil bij de rechter ligt ook aan de regels betreffende de goede procesorde. Is het bewijs verkregen op fiscaalrechtelijk onrechtmatige wijze, dan dient bewijsuitsluiting te volgen. De inspecteur mag bijvoorbeeld zijn bevoegdheden niet misbruiken door stukken bij derden op te vragen (bijvoorbeeld een belastingadviseur) die zien op het geven van belastingadvies. Dit is in strijd met het ”fair play” beginsel. Nadat een procedure bij de rechtbank loopt, is het ook niet toegestaan bij de belastingplichtige nadere gegevens op te vragen op grond van artikel 47 AWR. Partijen moeten immers op gelijkwaardige wijze kunnen procederen. Voor meer informatie of advies over onrechtmatig bewijs in fiscale procedures kunt u contact opnemen met SVZ advocaten.

Omkering en verzwaring bewijslast na informatiebeschikking

Indien sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking volgt omkering en verzwaring van de bewijslast. Omkering van de bewijslast is alleen aan de orde indien de bewijslast volgens de hoofregel op de belastingplichtige rust (anders hoeft de bewijslast niet omgekeerd te worden). In veel gevallen gaat het bijvoorbeeld om de omzet van een ondernemer. Normaliter rust op de inspecteur de bewijslast dat deze omzet hoger is dan opgegeven in de belastingaangifte. Na het onherroepelijk worden kan de belastinginspecteur een redelijke schatting maken van deze omzet. Een redelijke schatting brengt mee dat niet naar willekeur geschat mag worden maar dat aansluiting moeten worden gezocht bij wel beschikbare gegevens of andere objectieve maatstaven. Is voldaan aan het vereiste van een redelijke schatting dan dient de belastingplichtige te doen blijken, dat is een zwaardere bewijslast dan de normale bewijslast die inhoudt aannemelijk maken, dat de aanslag of beschikking niet klopt. Dit betekent aldus niet alleen een omkering maar ook een verzwaring van de bewijslast. De belastingplichtige kan dus allereerst aanvoeren dat de schatting niet redelijk is en daarnaast proberen tegenbewijs aan te voeren van zijn daadwerkelijke fiscale positie. Het is altijd verstandig om tijdig bezwaar te maken tegen een informatiebeschikking.

Omkering en verzwaring bewijslast niet doen van vereiste aangifte

In het geval geen belastingaangifte is ingediend of niet de vereiste aangifte is ingediend dient op grond van artikel 25 lid 3 en artikel 27 e lid 1 AWR ervan uitgegaan te worden dat de aanslag of beschikking juist is, tenzij de belastingplichtige aantoont (doet blijken) dat en in hoeverre de belastingaanslag onjuist is. Ook in dat geval is dus sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast. De belastingplichtige moet wel op de juiste wijze zijn uitgenodigd tot het doen van aangifte. Indien de aangifte wel tijdig maar niet juist is, kan niet in alle gevallen sprake zijn van omkering en verzwaring van bewijslast. Aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast moet worden vastgesteld dat sprake is van een of meer gebreken in de aangifte die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Ook dient getoetst te worden of het bedrag dat als gevolg van de foutieve belastingaangifte te weinig is geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is. Niet iedere kleine fout of iedere vergissing kan tot omkering en verzwaring van de bewijslast leiden. Neem voor meer informatie of advies contact op met SVZ advocaten.

Advies fiscaal advocaat over bewijs

Neem contact op met SVZ advocaten indien u advies of begeleiding wenst te ontvangen bij het voeren van een belastingzaak. Wij kunnen u zowel op het gebied van formele belastingrecht als materiële belastingrecht adviseren en bijstaan. Ook over het bewijsrecht en daaruit volgende bewijslastverdeling in een fiscale procedure adviseren wij u graag.